Innovatie: worden we daar beter van?
Woensdag 11 juni 2025 vond in de Max van der Stoelzaal van de Tweede kamer het jaarlijkse minisymposium Parlement & Wetenschap plaats. Tweede Kamerleden en wetenschappers spraken met elkaar over nut en noodzaak van innovaties in de gezondheidszorg. Bertine Lahuis, voorzitter van de Raad van Bestuur van het Radboudumc en vicevoorzitter van de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU), was keynote spreker.
Een foto van een kampvuur, met daaromheen een kring jonge kinderen, dát was de belangrijkste boodschap van Bertine Lahuis aan de deelnemers van het symposium. ‘Bij elke beleidsbeslissing die u neemt, vraag ik u te denken aan deze kinderen. Zij zijn de generaties die na ons komen. Wat is voor hen de betekenis van de besluiten die u nu neemt? Wat gaan zij ervan merken? Gaat het hun levens verbeteren, of gaan uw besluiten hen juist schaden?’
Rekenschap geven van de generaties die na ons komen, het klinkt vanzelfsprekend, maar dat is het niet, benadrukt Lahuis. ‘We leven in een hijgerige samenleving, waarin we de afgelopen decennia zijn opgevoed in individualisme, korte termijndenken en consumentisme. Tegelijkertijd groeit in onze samenleving de behoefte om meer met elkaar na te denken over het collectief, het langere termijnperspectief en eigen verantwoordelijkheid. Die omslag zal niet vanzelf gaan, want we komen van ver, maar het is nodig. Of je nu een linkse of rechtse politieke signatuur hebt, we zijn allemaal verantwoordelijk voor de generaties na ons.’
Ontgroening en vergrijzing
Gezondheid, voor de Nederlandse burgers staat dat op nr. 1 als belangrijkste waarde. En dat terwijl slechts tien procent van onze gezondheid bepaald wordt door onze gezondheidszorg. ’Negentig procent komt door andere factoren. Zoals onze leefomgeving: hoe schoon is ons water, onze lucht of onze grond, maar ook onze sociale netwerken, onze leefstijl en sociale problematiek. Denk aan wonen, werken en inkomen. Al deze factoren hebben meer invloed op onze individuele gezondheid dan de gezondheidszorg zelf.’
Dat is meteen een boodschap van Lahuis aan de landelijke politiek. Want als we het op al deze andere beleidsterreinen niet goed doen, komen er veel problemen in de gezondheidszorg terecht. En dat in een samenleving die toch al worstelt met – zoals Lahuis het noemt - een ‘ingewikkelde kruising’ in onze demografie, met een ontgroening én vergrijzing van de bevolkingspopulatie. ‘Dat betekent dat we met minder mensen méér moeten doen, want de zorg blijft: mensen worden ouder, we kunnen meer, we willen meer, en er komen meer mensen met chronische ziekten.’
De goede vragen stellen
Alleen door anders te leren denken, zal het ons lukken om met deze beperkte menskracht en middelen toch de goede zorg te kunnen blijven leveren. ‘Dat is innovatie: hoe kunnen we het anders doen?’
Maar succesvolle innovatie begint met de goede vragen te stellen, benadrukt Lahuis. ‘Wat hebben we in de gezondheidszorg nodig, wat zijn wensen en behoeften van patiënten en zorgverleners, dat soort vragen behoren het vertrekpunt te zijn. Het gebeurt te vaak dat de innovatie op de eerste plaats komt, en dat we er pas achteraf de goede vragen bij gaan bedenken. Maar het moet andersom: draagt de innovatie bij aan een lange termijn oplossing voor ons en de generaties na ons?’
Pas als we de goede vragen stellen, kunnen we kortom komen we tot betekenisvolle innovaties, vat Lahuis samen. ‘Dat betekent overigens wel dat we als Nederlandse kenniseconomie moeten blijven investeren in innovaties, en dus in onderzoek en onderwijs. En dat we als samenleving accepteren dat je alleen kunt innoveren als er ook gefaald mag worden. Want alleen van fouten maken kun je leren.’
Blijven evalueren
Mee eens, stelt Sjoerd Repping, hoogleraar Zinnige zorg aan de Universiteit van Amsterdam en voorzitter Zorgevaluatie en Gepast Gebruik (ZE&GG). Hoe scheid je zinvolle van zinloze innovaties en wie gaat daar eigenlijk over?, luidt de titel van zijn presentatie. ‘Er zijn innovaties die u gaan helpen, en er zijn innovaties die u niet gaan helpen. Vaak weten we van tevoren niet welke innovaties dat zullen zijn.’
Repping pleit daarom zeker niet voor het klakkeloos invoeren van innovaties in de gezondheidszorg, benadrukt hij. ‘Het is vooral belangrijk dat we beschikken over een systeem dat ervoor zorgt dat we continu kunnen blijven evalueren welke innovaties nu wel of niet zinvol zijn. En dat we op basis daarvan stoppen met de dingen die niet zinvol zijn, en vooral doorgaan en landelijk opschalen van datgene wat wel zinvol is. We hebben dus een lerend systeem nodig, dat toetst welke innovaties wel of niet van toegevoegde waarde zijn voor patiënten en zorgverleners.’
Solidair zorgstelsel
Het goede nieuws is dat zo’n systeem bestaat, vervolgt Repping. ‘Dat is namelijk ons zorgstelsel. We hebben een fantastisch solidair zorgstelsel waarin iedere speler, arts, verpleegkundige, zorgverzekeraar, ziekenhuis, overheid, patiënten, zijn eigen rol en verantwoordelijkheden heeft.’
Belangrijk is wel dat al deze spelers het samen moeten doen om goed te kunnen beoordelen welke innovaties bewezen effectief zijn. ‘En dat we daarbij ieders rol respecteren. Dokters zullen voldoende wetenschappelijk bewijs moeten aanleveren voor de effectiviteit van een innovatieve interventie, zorgverzekeraars zullen dat bewijs moeten accepteren in hun vergoedingensysteem en ziekenhuizen zullen de invoering van deze interventie behoren te ondersteunen in de klinische praktijk. Alleen goed samenspel tussen partijen in ons zorgstelsel brengt ons vooruit.’
Rug recht houden
En wat is daarbij de rol van de overheid? ‘Overheid, wees regisseur. Zorg dat het stelsel blijft functioneren en dat iedereen daarin zijn rol kan blijven spelen, ook als het gaat om innovatie. Dat betekent dat politici vertrouwen op de bewijsvoering die wetenschappers aanleveren. En dat ze de rug rechthouden, ook als er vanuit de samenleving kritische vragen worden gesteld over deze evidencedit bewijs. Zeg bijvoorbeeld: “Dank voor uw kritische kanttekeningen, we hebben er zorgvuldig naar gekeken, maar we volgen het oordeel van de wetenschappers.” Vertrouwen, de rug recht houden en innovatie mogelijk blijven maken, dát is de rol van de overheid.’
Op de foto v.l.n.r:
Bertine Lahuis, Gidi Markuszower, Esther van Rijswijk, Sjoerd Repping, Judith Tielen.