Antwoorden op vragen gesteld door het publiek tijdens het webinar van 15 juni 2021

1. Artikel 62 legt voorwaarden op aan wetenschappelijk onderzoek aan medische hulpmiddelen, waarvan het onderzoek (voor verkrijging van CE) wordt geïnitieerd door fabrikanten. Artikel 82 behandelt wetenschappelijk onderzoek met medische hulpmiddelen, waarvan het onderzoek wordt geïnitieerd door de zorg/wetenschap. Klopt dit?

Onder welk artikel van de MDR een onderzoek valt, wordt bepaald door het doel van het onderzoek. Door wie het onderzoek geïnitieerd wordt, is niet relevant.

Wanneer de onderzoeksresultaten als bewijslast dienen voor het behalen van CE-markering, moet een artikel 62 route gevolgd worden. Route 82 is bedoeld voor onderzoeken die niet (direct) bijdragen aan de bewijslast voor de CE-markering van medische hulpmiddelen.

Het is wel mogelijk dat een fabrikant een artikel 82 route volgt, maar wanneer hij de resultaten later wil gebruiken voor de onderbouwing van de CE-markering, kan dit discussie opleveren.

2. In mijn ogen is er een limitering aan artikel 82: als er goede alternatieve hulpmiddelen zijn met CE certificering, mag je niet zomaar een gelijkend medisch hulpmiddel zonder CE certificering gebruiken. Klopt dat?

Klinisch onderzoek aan in-huis ontwikkelde medische hulpmiddelen (als investigational device) valt onder artikel 82, oftewel buiten de MDR (volg de CCMO flow chart). Klinisch onderzoek dient te voldoen aan de in artikel 82 genoemde eisen die daarvoor gelden.



Wanneer in-huis ontwikkelde medische hulpmiddelen worden toegepast in de reguliere zorg, moet worden voldaan aan alle in artikel 5.5 genoemde eisen. Dan moet onderbouwd worden dat er geen CE-gemarkeerd alternatief bestaat.



Tijdens het uitvoeren van het klinisch onderzoek hoeft (nog) niet te worden voldaan aan de eisen uit artikel 5.5.​ Aangezien het vaak de bedoeling is om het medisch hulpmiddel later in de patiëntenzorg in te zetten, is het wel verstandig om tijdens de ontwikkeling al in de gaten te houden of later aan artikel 5.5 kan worden voldaan.

3. Is dan ook een conclusie: als er al alternatieve medische hulpmiddelen zijn met CE certificering, is medisch wetenschappelijk onderzoek met gelijkende medische hulpmiddelen zonder CE-certificering altijd verplicht aan artikel 62 of 74?

Nee, zie hiervoor ook het antwoord op vraag 2.

Welk artikel van toepassing is, wordt bepaald door het doel van de studie voor dat specifieke medische hulpmiddel:

  • Onderzoek in het kader van een conformiteitsbeoordeling (verkrijgen of uitbreiden van CE) valt onder artikel 62 respectievelijk artikel 74.2.
  • Overig onderzoek aan medische hulpmiddelen zonder CE-markering (ook aan in-huis ontwikkelde medische hulpmiddelen) valt onder artikel 82 of buiten de MDR (zie CCMO flow chart).

4. Moet een METC bij een studieaanvraag met medische hulpmiddelen zonder CE-certficering altijd een marktonderzoek doen om te controleren of er gelijkende medische hulpmiddelen zijn met CE-certificering?

Nee, marktonderzoek is een taak van degene die verantwoordelijk is voor het in-huis ontwikkelde medische hulpmiddel. De onderbouwing moet er zijn op het moment dat het hulpmiddel wordt vrijgegeven voor regulier gebruik in de zorg onder artikel 5.5. Het toezicht hierop ligt bij IGJ.



Zie hiervoor ook het antwoord op vraag 2.

5. Valt investigator initiated onderzoek eigenlijk niet altijd onder artikel 82? Ook als de manufacturer erbij betrokken is?

Onder welk artikel van de MDR een onderzoek valt, wordt bepaald door het doel van het onderzoek. Door wie het onderzoek geïnitieerd wordt, is niet relevant.

Al het klinisch onderzoek met medische hulpmiddelen dat niet in het kader van conformiteitsdoeleinden of PMCF wordt uitgevoerd, valt onder artikel 82. Dit geldt in alle gevallen, of daar nu wel of niet een fabrikant bij betrokken is.

6. Wat bedoel je met wel of niet fabrikant bij betrokken bij artikel 82 studie? Zeker bij vergelijkende studies van 2 producten die al op de markt zijn, dan kan dit door de fabrikant worden geïnitieerd.

Bij een studie met producten die al op de markt zijn (en binnen de intended use gebruikt worden), kan zowel de fabrikant als een onderzoeker initiatiefnemer zijn.

  • Als de fabrikant het initieert zal het doorgaans vanuit het PMCF proces komen. Indien er dan additionele belastende procedures zijn voor de proefpersoon is het een artikel 74.1 studie.
  • Als een onderzoeker een studie initieert, kan de fabrikant ook betrokken worden. Inspraak van de fabrikant kan waardevol zijn om de studie te gebruiken voor het behoud van de CE-markering. Bovendien hoeft een fabrikant dan niet alsnog zelf een studie te initiëren om specifieke vragen te beantwoorden.

7. Artikel 82 studies moeten gemeld worden bij de CCMO na goedkeuring door de METC?

Nee, met de inwerkingtreding van de MDR vervalt de notificatieplicht ná goedkeuring door de METC.

Geen enkele studie hoeft nog apart te worden aangemeld bij CCMO of IGJ nádat de studie is goedgekeurd door de METC. In plaats daarvan worden studies ter verkrijging of uitbreiding van een CE-markering (respectievelijk artikel 62 en artikel 74.2) ingediend bij de CCMO. Deze valideert de indiening, informeert IGJ en wijst de studie voor beoordeling toe aan een METC.

Overige studies (artikel 74.1 en artikel 82) worden rechtstreeks bij de METC ingediend (niet bij de CCMO).

Er is echter een uitzondering: studies die onder het besluit centrale beoordeling (BCB) vallen, waaronder studies met zwangere of zogende vrouwen. Deze worden ingediend bij de CCMO die ze zelf beoordeelt.

8. Device accountability voor CE gemarkeerde devices die binnen intended use worden gebruikt is niet verplicht? Zie ISO14155:2020.

Dit is niet correct.

Device accountability is onderdeel van ISO 14155:2020, hoofdstuk 7.9. De scope van ISO 14155:2020 is al het medical device onderzoek. Voor post-marketing clincial investigations is de norm van toepassing 'voor zover relevant'. In principe is device accountability dus verplicht. Dit staat los van het feit of de devices wel of niet CE-gemarkeerd zijn.

9. Worden de artsen in de ziekenhuizen/Academische ziekenhuizen getraind op de ISO14971 en ISO14155?

Onderzoekers in de umc’s moeten BROK-gecertifieerd zijn. In de BROK-cursus worden onderzoekers getraind in de Good Clinical Practice (GCP) principes. De ISO14155-2020 en de GCP zijn voor het grootste deel gelijk. In de BROK-cursus worden de verschillen tussen de beide richtlijnen behandeld. De ISO14971 wordt in de BROK-cursus niet behandeld.

Lees hier meer.

10. Waarom is praktijkvariatie wel mogelijk zonder informed consent en een goede RCT niet?

Bij wetenschappelijk onderzoek is (nog) niet zeker dat de uitkomsten van het onderzoek positief zijn voor de deelnemende patiënt. Bovendien kan wetenschappelijk onderzoek risico's, nadelen of extra belasting opleveren voor mensen die daaraan deelnemen. Daarover moeten deelnemers geïnformeerd worden.

In wetgeving met betrekking tot wetenschappelijk onderzoek met mensen (WMO, MDR, GCP) staat de bescherming van proefpersonen voorop. De principes hiervoor zijn vastgelegd in de Verklaring van Helsinki. Het uitgangspunt is geïnformeerde toestemming door deelnemers. Dit geldt ook voor toestemming voor het gebruik van de verzamelde persoonsgegevens en data. Deelnemen is altijd vrijwillig en het niet-deelnemen aan onderzoek staat de reguliere zorg niet in de weg.

11. Wie sluit de productaansprakelijkheidsverzekering af? Het ziekenhuis of de technische universiteit waar het medical device wordt gemaakt?

De fabrikant is verantwoordelijk en daarmee aansprakelijk voor zijn product. De fabrikant sluit daarom de productaansprakelijkheidsverzekering af.

De fabrikant is de partij die een hulpmiddel vervaardigt of volledig reviseert; dan wel een hulpmiddel laat ontwerpen, laat vervaardigen of volledig laat reviseren en het onder zijn naam of merk verhandelt *). Als de technische universiteit de rol van fabrikant heeft, sluit deze dus de verzekering af.

Bij gebruik buiten beoogd doeleind of bij interne modificatie (bijvoorbeeld in een ziekenhuis) vervalt de CE-markering van de fabrikant en daarmee ook de productaansprakelijkheid van de fabrikant. Het is raadzaam dat een onderzoeker vaststelt hoe de nieuwe toepassing van invloed is op de technische status van het hulpmiddel, bij voorkeur in samenspraak met de fabrikant, zodat de aansprakelijkheid bij een technisch mankement onderling helder afgesproken wordt.

Zie hiervoor ook het webinar 'Afwijken voorschriften fabrikant' en de bijbehorende Q&A's.

*) Verhandelen is ook het ter beschikking stellen aan een andere partij voor bijvoorbeeld onderzoek.

12. Wordt in andere Europese landen ook een IMDD gevraagd bij artikel 62 / 74.2?

Het IMDD template is een Nederlands template van de CCMO, ontworpen door het RIVM. In andere Europese landen wordt dit template niet gebruikt. Echter, in andere Europese landen wordt vergelijkbare informatie gevraagd voor medische hulpmiddelen die zonder CE-markering of niet voor het beoogde doeleind worden ingezet.

13. Jullie gaven aan dat de verrichter bepaalt onder welk artikel het valt. Wat als de METC van mening is dat het onder een ander artikel valt? De METC kan dan toch overrulen en vragen om het aan te passen?

De verrichter bepaalt dat inderdaad en moet verantwoorden onder welk MDR-artikel het onderzoek valt. Dit doet hij in de documenten van het standaardonderzoeksdossier, zoals bijvoorbeeld in de aanbiedingsbrief en in het ABR-formulier.

De beoordelende toetsingscommissie controleert vervolgens wél of het juiste artikel van toepassing is in het klinisch onderzoek en of de verantwoording afdoende is. Indien zij dit nodig acht, kan de toetsingscommissie aanvullende informatie opvragen bij de opdrachtgever. Mocht de onderzoeker het niet eens zijn met de daaropvolgende beslissing van de toetsingscommissie, dan kan hij/zij bezwaar maken bij de CCMO. Zie hiervoor de CCMO website.

14. Wat beoordeelt de METC uiteindelijk precies?

De METC of CCMO beoordeelt het standaardonderzoeksdossier dat primair wordt ingediend voor de ethische beoordeling en –indien nodig- voor het voldoen aan veiligheids- en prestatie-eisen van het medische hulpmiddel. Het is mogelijk dat de METC daarna aanvullende documentatie opvraagt.

Op de CCMO website is het standaardonderzoeksdossier te vinden en een overzicht van documenten die ingediend moeten worden.

15. Wanneer moet je een studie melden bij de CCMO? We hebben een multicenter studie met zelf ontworpen implantaten, moeten we melden?

We nemen aan dat het hier gaat om een studie voor CE-markering, dus dan betreft dit een artikel 62 studie.

Artikel 62 en 74.2 studies (en bepaalde bijzondere studies) moeten gemeld en gevalideerd worden door de CCMO. De CCMO wordt op de hoogte gesteld van artikel 74.1 studies via Toetsingonline (submissie direct naar METC). Als het hier echter gaat om een device dat uiteindelijk bedoeld is om binnen het eigen centrum te gebruiken en onder 'in-house' device valt, dan gaat het om een artikel 82 studie.

16. Hoe vindt de toetsing plaats van onderzoek met medische hulpmiddelen dat niet onder de WMO valt?

Als het een studie met medische hulpmiddelen betreft die niet onder de MDR noch onder de WMO valt, dan moet de lokale procedure voor niet-WMO plichtig onderzoek gevolgd worden. MDR en WMO vereisen geen toetsing, maar sommige ziekenhuizen hebben eigen beleid en commissies/procedures voor de beoordeling van dit type studies.

NB: Het is mogelijk dat onderzoek met medische hulpmiddelen niet onder de WMO valt, maar wél onder de MDR. Hiervoor moet dan wel de wettelijk voorgeschreven toetsingsprocedure doorlopen worden.

17. Moet klinisch onderzoek met 3D geprinte (op maat) implantaten klasse IIb voorgelegd worden aan CCMO?

Onder de MDR vallen minder devices onder de definitie van 'hulpmiddel naar maat' dan onder de MDD.

  1. Indien het device volgens de definitie geen 'hulpmiddel naar maat' is, gelden de eisen van 'reguliere' medische hulpmiddelen. 3D geprinte devices zijn doorgaans geen 'hulpmiddelen naar maat' meer. Als er een klinisch onderzoek wordt gedaan, geeft dat al aan dat het niet om een uniek device gaat maar waarschijnlijk om een device met een bepaalde afgebakende range van specificaties. Dat lijkt op een 'in massa geproduceerd hulpmiddel' dat aangepast wordt. Zie ook MDCG Guidance 2021-3 (Q and A on Custom-Made Devices).
  2. Indien het wel gaat om een ‘hulpmiddel naar maat’ dan is er geen 'conformity assessment procedure' conform artikel 62 (met uitzondering van klasse III implanteerbare devices) en is artikel 82 van toepassing. Zie hiervoor de CCMO leidraad van mei 2021.
  3. Indien het niet gaat om een 'hulpmiddel naar maat' dan kan artikel 62 van toepassing zijn. Dit is afhankelijk van het doel van de studie. Volg daarvoor de CCMO flow chart voor reguliere devices.

18. Wat is het verschil tussen een medische hulpstof en een medisch hulpmiddel?

Medische hulpmiddelen zijn producten die vallen onder de MDR en de Wet op de medische hulpmiddelen. In de praktijk komt dat neer op alle apparatuur, software en gebruiksartikelen.

Hulpstoffen zijn stoffen die gebruikt worden bij fabricage van geneesmiddelen en -in het kader van de IVDR- reagentia.

19. Het proces is het Post marketing surveillance, de studie die je dan doet is PMCF?

Post market clinical folllow-up (PMCF) is onderdeel van post market surveillance (PMS). PMCF gaat om het pro-actief verzamelen van informatie uit de markt. PMS is breder en betekent bijvoorbeeld ook reactieve acties zoals het reageren op klachten.

20. Over de definitie van clinical investigation:

Als het onderzoek niet het doel heeft om het device te onderzoeken, maar het device (bijvoorbeeld in-house) als tool wordt gebruik, valt het onderzoek dan niet onder de MDR?

Dit is nog onder discussie. Vooralsnog zal dit per case bekeken moeten worden.

21. Wel belangrijk te benoemen dat met stap 5 antwoord ‘nee’ bedoeld wordt dat het niet binnen de clinical investigation scope van de MDR valt onder hoofdstuk 6 maar wel hoofdstuk 7 van de MDR.

Dit klopt. Hoofdstuk 7 van de MDR gaat over post market surveillance en daar staan eisen – met name voor de fabrikant- over bijvoorbeeld het melden van ongewenste voorvallen.

22. Is er een verschil tussen het registreren en het melden van ongewenste voorvallen? Moeten ongewenste voorvallen zonder causaal verband bijvoorbeeld wel door de onderzoekers/sponsor worden geregistreerd, ook al hoeven deze niet te worden gemeld bij de toetsende commissie?

De regels voor het melden voor artikel 72/74.2 en artikel 74.1 studies enerzijds en voor artikel 82 anderzijds verschillen enigszins.

Artikel 82 volgt WMO: Alle ernstige ongewenste voorvallen moeten gemeld worden.



Voor artikel 62 en 74 studies is er sprake van causaal verband. Daarnaast moeten gebreken van het device die (hadden) kunnen leiden tot een SAE gemeld worden, evenals nieuwe informatie over voorgaande zaken.



Zie artikel 80 van de MDR voor wat daarvoor geregistreerd moet worden (o.a. bepaalde ongewenste voorvallen die kritisch kunnen zijn voor de evaluatie van de resultaten, bepaalde gebreken van het hulpmiddel en nieuwe informatie over voorgaande).



Het melden van ernstige ongewenste voorvallen en gebreken is voor niet-CE-gemarkeerde devices anders dan voor wél CE-gemarkeerde devices. Geadviseerd wordt om goed te kijken wat de eisen en procedures binnen de eigen instelling zijn.

23. Wijzigingen in eerder goedgekeurde studies voor 26 mei 2021 vallen onder de wetgeving waaronder is goedgekeurd, dus MDD bijv. Alleen de veiligheidsrapportage: geldt dit ook voor al eerder goed gekeurde studies?

Bij wijzigingen van een studie die vóór 26 mei 2021 is goedgekeurd, is het advies om met de METC af te stemmen of er aanvullende eisen zijn.

Safety reporting zal conform de nieuwe regels moeten zijn (voor artikel 62 of 74 studies).

24. Hoe werkt de wetgeving uit in proefopstellingen van voorzieningen aan het lichaam, spalken en dergelijke?

De vraag is hier niet helemaal duidelijk. Wanneer sprake is van een device dat (uiteindelijk) een medisch hulpmiddel is/zal zijn, dan is de MDR van toepassing.

25. Wat verandert er voor studies met medical devices die al goedgekeurd en begonnen zijn?

Bij wijzigingen van een studie die vóór 26 mei 2021 is goedgekeurd, is het advies om met de METC af te stemmen of er aanvullende eisen zijn.

Safety reporting zal conform de nieuwe regels moeten zijn (voor artikel 62 of 74 studies).

26. Welke zijn de juridische aspecten van de nieuwe regels? Zijn deze dwingend voor de medische specialist?

Het antwoord daarop is ja. De MDR is een Europese verordening met voorschriften voor het in de handel brengen, het op de markt aanbieden en de ingebruikneming van medische hulpmiddelen voor menselijk gebruik en toebehoren van die hulpmiddelen in de Europese Unie. Deze verordening is ook van toepassing op klinisch onderzoek met dergelijke medische hulpmiddelen en toebehoren dat in de Europese Unie wordt verricht. De MDR is dus verplichte regelgeving voor zorginstellingen en medisch specialisten wanneer zij medische hulpmiddelen toepassen, ontwikkelen, produceren of onderzoeken.

27. Geldt de MDR ook voor retrospectief of preklinisch onderzoek dat nog niet direct gevolgen heeft voor de patiënt?

Met behulp van de flowchart op de CCMO website kan worden bepaald wanneer klinisch onderzoek naar een medisch hulpmiddel onder de MDR valt.

Uit deze flowchart is op te maken dat in gevallen waarin het klinisch onderzoek geen extra invasieve of belastende procedures omvat, dit onderzoek niet onder de MDR valt. Het is mogelijk dat dit onderzoek dan alsnog wel onder de WMO valt. Retrospectief onderzoek zal in de regel beoordeeld worden als niet WMO-plichtig onderzoek. Voordat gestart mag worden met niet WMO-plichtig onderzoek, moet wel eerst voldaan worden aan de richtlijnen van de eigen instelling.

28. Valt de transcraniële magnetische stimulatie (depressie, OCD, etc.) ook onder de medical devices?

Een transcraniële magnetische stimulatie (TMS) hulpmiddel is een medisch hulpmiddel: Het beoogd doeleind van de fabrikant is de behandeling van depressie of OCD en is dus een medisch doeleind.

29. Gaat de NFU de richtlijn aanpassen om ISO14155 te benoemen onder scholing, zoals ook GCP en WMO daar benoemd is?

De NFU richtlijn kwaliteitsborging mensgebonden onderzoek wordt regelmatig aangepast. De werkgroep neemt deze vraag mee in de besprekingen over de volgende versie van de richtlijn.

30. In hoeverre moet technische documentatie worden opgesteld in een project waarin een medisch hulpmiddel wordt ontwikkeld?

Wanneer het project betrekking heeft op het ontwikkelen van een medisch hulpmiddel ten behoeve van het gebruik binnen de eigen zorginstelling wordt verwezen naar het webinar en handvat 'In-huis ontwikkeling'.

Wanneer het project gericht is op het op de markt brengen van een medisch hulpmiddel wordt verwezen naar het handvat "Ziekenhuis als fabrikant".

In het algemeen dienen de ontwikkeling van de technische documentatie en de ontwikkeling van het medische hulpmiddel tegelijkertijd plaats te vinden..

31. Waar vind ik het NFU handvat Klinisch Onderzoek?

Voor medewerkers van umc's: via de lokale implementatieteams en het intranet.

Voor medewerkers van NVZ huizen op
NVZ Kennisnet.


Voor medewerkers van ZKN instellingen op de ZKN Portal.

32. In hoeverre kan ik deze informatie gebruiken bij de implementatie van de IVDR?

Ten aanzien van klinisch onderzoek zijn er belangrijke verschillen tussen de MDR en de IVDR. In het najaar wordt een aantal webinars georganiseerd die specifiek gaan over de implementatie van de IVDR.

In het algemeen geven de webinars en handvatten duiding. Ze bieden een mogelijke aanpak, maar geen kant en klaar recept. Iedere implementatie in een zorginstelling vereist maatwerk en daarvoor is alles altijd van toepassing en bruikbaar.

33. Waar ligt de grens tussen Software en bijvoorbeeld een algoritme ontwikkeld voor bijvoorbeeld automatische metingen van CT scanbeelden?

Dit is afhankelijk van het beoogd doeleind:

  • Is het beoogd doeleind van een algoritme dat automatische metingen van CT scanbeelden uitvoert een medisch doeleind, zoals diagnose of behandelkeuze, dan is het een medisch hulpmiddel. De definitie staat in artikel 2.1 van de MDR waarin ook software expliciet genoemd wordt.
  • Is de software alleen bedoeld om informatie te verzamelen ter vermeerdering van wetenschappelijke kennis en inzichten, dan is het geen medisch hulpmiddel, want dit is geen medisch doeleind.

Zie voor meer informatie ook het webinar over medische software.

34. Software voor logistieke bedoelingen, bijvoorbeeld een programma dat een excel-bestand converteert naar SPSS, telt dat als medisch hulpmiddel?

Nee: Software die informatie transporteert of converteert wordt niet als medische software of als medisch hulpmiddel beschouwd. Het beoogd doeleind van deze software is namelijk geen medisch doeleind, zoals dat bij diagnose of behandelkeuze wel het geval is.

35. Waar valt software onder?

Als de software een medisch doeleind heeft, zoals diagnose of behandelkeuze, dan is het een medisch hulpmiddel volgens de definitie in artikel 2.1 van de MDR, waarin ook software expliciet is genoemd. Software die geen medisch doeleind heeft, is geen medisch hulpmiddel.

Zie voor meer informatie ook het webinar over medische software.

36. Zijn keuzehulpen medische hulpmiddelen?

Als de keuzehulp een algoritme is (bijvoorbeeld een app) met een medisch doeleind, zoals diagnose of behandelkeuze, dan is het een medisch hulpmiddel volgens de definitie in artikel 2.1 van de MDR, waarin ook software expliciet is genoemd.

Als een keuzehulp een instructiedocument is, heeft het geen medisch doeleind en is het geen medisch hulpmiddel.

37. In hoeverre is de MDR van toepassing op websites waar medische informatie staat?

Als de website een software algoritme bevat dat een medisch doeleind heeft, zoals diagnose of behandelkeuze, dan is het een medisch hulpmiddel volgens de definitie in artikel 2.1 van de MDR, waarin ook software expliciet is genoemd.

Een website waar alleen medische informatie op staat in leesbare vorm, is geen medisch hulpmiddel. Hierop is de MDR niet van toepassing.

38. Is in-house ontwikkelde software een medisch hulpmiddel in een retrospectief onderzoek?

Als het beoogd doeleind van de in-huis ontwikkelde software een medisch doeleind is, zoals diagnose of behandelkeuze, dan is het een medisch hulpmiddel volgens de definitie in artikel 2.1 van de MDR, waarin ook software expliciet is genoemd.

Als de software alleen bedoeld is om informatie te verzamelen ter vermeerdering van wetenschappelijke kennis en inzichten, dan is het geen medisch hulpmiddel, want dit is geen medisch doeleind.

Daarnaast is tijdens het retrospectieve onderzoek van belang of de software ook daadwerkelijk wordt ingezet voor een medisch doeleind bij de proefpersonen. Ofwel, het is van belang of er bijvoorbeeld een diagnose of behandelkeuze afhangt van de uitkomst van de software.

39. Worden klinische studies met investigational medical devices, gemaakt door universiteiten zonder CE-markering, die niet gebruikt worden voor een conformiteit beoordelingsprocedure gerekend tot de artikel 82 studies volgens de MDR?

Belangrijk hierbij is het doel van de klinische studie naar het investigational medical device: Is dat in dit geval het aantonen van de "Proof of Concept"? Over de indeling van deze klinische studies lopen op dit moment (augustus 2021) gesprekken met de CCMO.

40. Is het nodig om bij het beoogd gebruik van investigational medical devices in artikel 82 studies een notified body te betrekken?

Nee: Notified bodies hebben geen formele rol tijdens de planning en uitvoering van klinisch onderzoek. Zij komen pas in beeld bij de CE-markering.

41. Wat zijn de overeenkomsten met de “in house” ontwikkelde medical devices in medische centra met investigational medical devices gemaakt door universiteiten? En kunnen investigational medical devices gemaakt door universiteiten hier ook onder vallen?

Artikel 5.5 gaat over 'hulpmiddelen die uitsluitend binnen in de Unie gevestigde zorginstellingen worden vervaardigd en gebruikt'.

De definitie van een zorginstelling volgens artikel 2 (36) is: 'een organisatie waarvan het hoofddoel de verzorging of behandeling van patiënten, of de bevordering van de volksgezondheid is.' Doorgaans zal een universiteit niet onder deze definitie vallen.

42. Welke eisen worden er gesteld aan de fabrikantenstatus van technische universiteiten als de ontwikkelde investigational medical devices niet vermarkt worden? Universiteiten voldoen bij het volgen van bovenstaande procedure met hun investigational medical devices immers niet aan de fabrikantenstatus, zoals beschreven in de MDR.

De enige optie voor medische hulpmiddelen die niet vermarkt gaan worden is te voldoen aan artikel 5.5 van de MDR. Artikel 5.5 gaat over 'hulpmiddelen die uitsluitend binnen in de Unie gevestigde zorginstellingen worden vervaardigd en gebruikt'.

De definitie van een zorginstelling volgens artikel 2 (36) is: 'een organisatie waarvan het hoofddoel de verzorging of behandeling van patiënten, of de bevordering van de volksgezondheid is.' Doorgaans zal een universiteit niet onder deze definitie vallen.

In dat geval zal een andere entiteit de rol en bijbehorende verantwoordelijkheden voor zijn rekening moeten nemen. Een zorginstelling kan bijvoorbeeld wel productie uitbesteden maar de zorginstelling blijft eindverantwoordelijk.

Dit ligt anders wanneer de hulpmiddelen uitsluitend gemaakt worden voor gebruik als tool in een onderzoek, dus zonder ooit klinisch gebruikt te worden en ook niet als 'in-huis product’ (artikel 5.5). Het is nog onder discussie of dergelijke producten als 'medische hulpmiddelen' worden gezien. Vooralsnog moet dit voor elke case bekeken worden door METC en /of CCMO.

43. Wat zijn de richtlijnen voor het kwaliteitsmanagement systeem van zowel het ziekenhuis als de (technische) universiteit bij de ontwikkeling van investigational medical devices voor artikel 82 studies?

In Annex 15 van de MDR worden de eisen voor klinisch onderzoek beschreven. Hierin wordt o.a. aangegeven dat binnen ieder onderzoek passende methodieken en protocollen gevolgd dienen te worden. Dit betekent in de praktijk dat voldaan dient te worden aan standaarden zoals GRP en GMP.