De kennisagenda ouderen is gepubliceerd. Doel is om de ouderenzorg in Amsterdam te verbeteren door samenwerking tussen wetenschap, beleid en zorg. De belangrijkste vraag is uiteraard wat ouderen zelf vinden! Jan van der Vis, 80 jaar oud, vertelt wat de kennisagenda voor hem betekent.

Jan van der Vis is een Amsterdamse oudere. Tachtig jaar is hij. Hij is nauw betrokken bij de Amsterdamse Ouderenraad en zet zich actief in voor het ouderenbeleid van de stad.

Maar, zo benadrukt hij, ‘dé oudere Amsterdammer’ bestaat natuurlijk niet. ‘We zijn van divers pluimage, hoog- en laagopgeleid, met een goede en minder goede economische situatie, autochtoon en allochtoon.’

Toch vindt Jan dat ouderen in Amsterdam zich veel te weinig organiseren. Maar vijf procent van de gepensioneerden hebben zich verenigd in een belangenorganisatie. ‘We denken dat zo’n 95% van de ouderen dus niet meepraat over beleid, over wat belangrijk is voor hen. Maar als je buiten de discussie staat over de thema’s die voor jou belangrijk zijn, dan doe je niet mee.’

Uitwisselingen

Zelf organiseerde hij onder meer uitwisselingen tussen allochtone en autochtone ouderen. Om begrip te krijgen voor elkaars leefwereld. ‘We ontdekten zoveel overeenkomsten. Iedereen liet natuurlijk foto’s zien van z’n kleinkinderen. We kwamen bij elkaar thuis. En we bezochten bijvoorbeeld een moskee, met autochtone ouderen. Kregen we wat uitgelegd van de imam en anderen. Het draait ook om elkaar vinden, om contact.’

Veerkracht

De Amsterdamse Ouderenraad is één van de adviserende organisaties die zijn betrokken bij het opstellen van de kennisagenda, die de komende jaren gevolg krijgt in het Amsterdamse ouderenbeleid. Deze agenda verbindt de wetenschap met beleid en zorg en vraagt aandacht voor thema’s als dementiezorg, laatste levensfase en acute zorg voor ouderen. Van der Vis: ‘De agenda richt zich sterk op het versterken van de veerkracht van ouderen, daar ben ik het mee eens. Veerkracht is de belangrijkste factor – als je bijvoorbeeld je geheugen kwijtraakt dan zakt ook je veerkracht weg.’

Naar 2040

Er zullen steeds meer ouderen komen, zo concludeert ook Van der Vis. ‘Maar,’ vervolgt hij ‘we zitten in een overgangsfase. De nieuwe ouderen, de komende twintig jaar, zijn veel vaardiger met digitale toepassingen dan ik en mijn leeftijdsgenoten. Het valt mij bijvoorbeeld op dat de gemeente geen papieren brieven meer stuurt. Niet voor iedereen is dat handig, daar moet wel aandacht voor blijven. Maar voor de toekomstige ouderen verwacht ik dat de digitalisering geen probleem zal zijn.’

Kansen

Kansen zat, aldus deze betrokken Amsterdamse oudere; als het gaat om woonzorg en ouderenhuisvesting, het vertalen van wetenschappelijke inzichten naar gewone mensentaal, of het bereiken van ouderen met een lage sociaal economische status; er is nog een wereld te winnen. De kennisagenda levert daar een belangrijke bijdrage aan omdat al deze vraagstukken worden geagendeerd.

‘Maar het mag geen papieren waarheid worden! Het moet vervolg hebben. De gewone man moet er wat aan hebben’, roept Van der Vis uit. En daarmee doet hij meteen een oproep aan alle ouderen: ‘laat je stem horen!’

Een koninklijke onderscheiding voor Jan van der Vis.